vrijdag 4 juli 2008

Dinant.





Naar goede gewoonte werd het voorjaarsseizoen afgesloten met een dagtrip; ditmaal trok de wandelgroep naar Dinant.
Tijdens de heenreis legden we al onze aanwezige kennis over de stad samen: de abdij van Leffe (inderdaad), de collegiale kerk, de citadel, Adolphe Sax (uitvinder van een geraffineerd marteltuig “saxofoon” genoemd), de koeken van Dinant (voor mijn part een steenhard soort speculoos), de “flamiche” (een warme kaastaart die vers uit de oven moet verorberd worden, dus minder geschikt voor een stralende zomerdag)………
Vanaf Namen konden we de reis rechtstaand vervolgen want er werden drie rijtuigen afgekoppeld en op 1 juli vertrekt een flink deel van de Vlaamse jeugd gepakt en gezakt en nog boordevol (geluids- en kinetische) energie op kamp naar de Ardennen, uiteraard allemaal met dezelfde trein…..
Na een deugddoende gegidste wandeling langs de boorden van de Maas (hier 7 meter diep en 100 meter breed) en diverse bezienswaardigheden werd het meegebrachte proviand aangesproken op een bankje langs de rivier en kon er vastgesteld worden dat het water in het centrum van de stad voldoende zuiver is om flink wat regenboogforellen te huisvesten.
In de namiddag stond een maxi-uitstap met een echte boot (en een onvervalste kapitein) op het programma, versassen inbegrepen. Door al dat natuurschoon, een familie zwanen, het glinsterende water, de gezonde lucht en het gezapig tempo dommelden velen in, anderen gingen gewoon (uitgeteld) languit op de banken liggen. De meegebrachte baby werd uitgebreid geknuffeld, gezoogd en ververst. Ideaal anti-stress event dus.
Op de koop toe kon er op de terugweg naar het station nog geprofiteerd worden van de eerste dag van de soldenperiode. Vóór het vertrek van de trein vonden sommigen het nog nodig om als gekken aan het zingen te slaan, de “inboorlingen” spreken er waarschijnlijk nog over…..
Een dagje om nooit te vergeten, zeker voor diegenen die dan nog juist in deze periode verjaren en in al hun naïviteit dachten dat er nog zo iets bestaat als het recht op privacy.….


André

donderdag 3 juli 2008

Sjoezels

Onze Brusselse vrouwen waren, zoals bij sterke volkeren past, vooral thuis in de keuken.
Er werd veel geld en zorg aan de keuken besteed, en op feest- en hoogdagen waren de familiemalen van een rijkdom en een diversiteit, die sindsdien nooit meer werden bereikt.
Echt Brusselse gerechten waren de beroemde kip, waardoor de Brusselaars in Europa van ouds bekend staan als kiekefretters, de hoogstaande kermispensen en bovenal de sjoezels.

Het kan voor de vrouwen van het nageslacht interessant zijn te noteren dat de bereiding van sjoezels bij onze moeders een toewijding onderstelde die ik uit de grond van mijn hart hoop bij onze dochters en kleindochters te zien herleven. Daarom geef ik hier een recept van de echte sjoezels ten beste: over zeven stoofkasserollen moet men kunnen beschikken, die gelijktijdig, schoon niet alle even lang, op het vuur zullen staan. In de middelste de kostbare sjoezels, zoals zij vers van het slachthuis werden gehaald. En daarrond dan één met rundsvlees, d.i os en kalf en ook ballekes, één met een ossestaart, één met schaapspootjes, één met kalfsschenkels, één met zwezerikken en één met kampernoelies. Alles degelijk met ui en verscheidene specerijen in de boter gelegd. De sjoezels zelf zijnde kordaat met lambiek besproeid.
De kunst ligt hierin, dat op een gegeven moment de inhoud van al de kasserollen gelijktijdig gaar, mals en geurig wordt. Dan krijgt elke aanzittende op zijn bord uit elke kasserol een schep, en dat maakt al te samen een goddelijke kost. Ge kunt er dan een karaf faro of een fles geus bij gebruiken en het ligt lang en genoeglijk op de maag.

Uit “Brussel 1900”-Herman Teirlinck.