vrijdag 17 oktober 2008

Vrouwenarbeid anno 1100

In het jaar 1096 trokken een aantal Brusselaars met Godefroid van Bouillon ter kruistogt naar Palestina, waar zij bij de verovering van Jeruzalem tegenwoordig waren, na welke glansrijke overwinning de meeste kruisvaarders den terugtocht naar het vaderland aannamen.
Daar verscheidene Brusselaars door de ongeloovigen waren gevangen genomen, wilden de overigen, zonder hunne stadgenooten, niet vertrekken.
Men geloofde ze allen overleden; doch den 19. Januarij 1100 kwamen zij, tot groot genoegen hunner betrekkingen in Brussel terug.
Men bereidde, tot hunne welkomst, een rijk avondmaal, hetwelk nog niet geeindigd was, toen de vrouwen, die zich reeds zoo lang in haren weduwstaat verveeld hadden, hare echtgenooten op de schouders namen en naar het huwelijksbed voerden.
De herinnering aan deze gebeurtenis is, door alle tijden, bij de bewoners der stad levendig gebleven, zoo dat zij die jaarlijks nog vieren, onder de naam van vrouwkens-avond , waarbij alle klokken worden geluid en familie-feesten plaats hebben.

Uit “Herinneringen aan een uitstapje naar Brussel in Augustus 1836”-Jacobus Noorduyn

woensdag 8 oktober 2008

Benen, billen en een appeltje voor de dorst

Vóor dat onze kinderen werden uitgehuwelijkt moest hun natuurlijk gelegenheid geboden worden om te vrijen. Dat gebeurde met mate en tucht. Ik zal mij niet belachelijk maken met te beweren dat het vrijen heden ten dage geheel anders zou gebeuren. En ik geef graag alle redenen een plaats. Maar wat ik thans van jonge meisjes zie, zou ik in die verre tijd niet kunnen verzinnen, laat staan ervaren. Onze meisjes zouden geen benen zonder kousen hebben vertoond, hoe appetijtelijk die ook mochten zijn. En nog veel minder, al zij het ook in shorts, hun billen. En zij zouden zich schamen hun lippen, hun wimpers en wenkbrauwen, hun wangen te verven, laat staan hun tenen. En van die puntige vampiernagels in de rode lak gestoken droomden zij niet. En nochtans heb ik niet geweten dat zij minder begeerlijk zouden zijn geweest, en dat de jonge huishoudens kinderloos bleven. Ik weet inderdaad van een gezonde liefde in een frisse levenslucht, en van uiteraard gewaarborgde verbintenissen. Een huwelijk duurde langer dan een hemd.
In 1900 was een voorkind een (helaas!) onuitwisbare) schande; een gescheiden vrouw een onverzoenbaar uitschot. De zeden van Hollywood waren onbekend. Oorzaak daarvan was de vastheid der maatschappelijke en zedelijke verhoudingen. En de kloekheid van het toenmalig gezin berustte op de betrouwbaarheid van alle op het leven gewonnen waarden. Elke familie had een spaarpot. Men stak er secuur goud en zilver in. Maar nu? Wat zou men in een spaarpot steken? Papier? En wat zal men er ooit anders uithalen dan wind?

Uit “Brussel1900”- Herman Teirlinck