woensdag 8 oktober 2008

Benen, billen en een appeltje voor de dorst

Vóor dat onze kinderen werden uitgehuwelijkt moest hun natuurlijk gelegenheid geboden worden om te vrijen. Dat gebeurde met mate en tucht. Ik zal mij niet belachelijk maken met te beweren dat het vrijen heden ten dage geheel anders zou gebeuren. En ik geef graag alle redenen een plaats. Maar wat ik thans van jonge meisjes zie, zou ik in die verre tijd niet kunnen verzinnen, laat staan ervaren. Onze meisjes zouden geen benen zonder kousen hebben vertoond, hoe appetijtelijk die ook mochten zijn. En nog veel minder, al zij het ook in shorts, hun billen. En zij zouden zich schamen hun lippen, hun wimpers en wenkbrauwen, hun wangen te verven, laat staan hun tenen. En van die puntige vampiernagels in de rode lak gestoken droomden zij niet. En nochtans heb ik niet geweten dat zij minder begeerlijk zouden zijn geweest, en dat de jonge huishoudens kinderloos bleven. Ik weet inderdaad van een gezonde liefde in een frisse levenslucht, en van uiteraard gewaarborgde verbintenissen. Een huwelijk duurde langer dan een hemd.
In 1900 was een voorkind een (helaas!) onuitwisbare) schande; een gescheiden vrouw een onverzoenbaar uitschot. De zeden van Hollywood waren onbekend. Oorzaak daarvan was de vastheid der maatschappelijke en zedelijke verhoudingen. En de kloekheid van het toenmalig gezin berustte op de betrouwbaarheid van alle op het leven gewonnen waarden. Elke familie had een spaarpot. Men stak er secuur goud en zilver in. Maar nu? Wat zou men in een spaarpot steken? Papier? En wat zal men er ooit anders uithalen dan wind?

Uit “Brussel1900”- Herman Teirlinck

Geen opmerkingen: