maandag 16 juni 2008

Wandeling

Een wandeling door de lage stad zal ons toelaten de indruk weer te geven die het bedrijvigste stadsgedeelte op de bezoeker laat.
We gaan van de Zuidstatie uit. Wij volgen de middellaan niet, maar verkiezen de rumoerige straten die binnen de stad voeren. Daarom lopen wij even de stijgende Zuiderlaan op tot aan de populaire Blaesstraat, die wij inslaan.

Al dadelijk treft de grote ijver der bevolking. Links en rechts, straat in, straat uit, ’t zijn ál winkels en herbergen. Vrouwen lopen met karretjes op en neer, spijts de vervolging der politieagenten, die deze neringsoort niet dulden mogen, verkopen ze de meest verschillende waar: groenten, of sienappels, of lekkernijen, of kaas, of schol (gedroogde vis) of andere dingen meer. De zijsteegjes, men merkt het gauw, gonzen van ’t vele gepeupel. Hier en daar gaapt de vergulde poort van een danszaal. De danszalen zijn luisterrijk ingericht en worden, vooral in deze hogere delen der lage stad, druk bezocht. De open deuren der kroegen geven zonderlinge kijkjes op drinkend volk en vaak zijn daar de vrouwen niet het minst gretig….

Terwijl ge al gaande, langs een straatreet op de hemel, de massale toren van het reusachtige gerechtshof af en toe opsomeren ziet, geraakt ge op het Vosseplein, ook genaamd de Oude markt. Kramen van alle slag zijn er opgesmeten. Op sommige uren in de morgen is het gewoel er geweldig.
Het volk koopt er zijn dagelijks gerief: oude klederen, oude meubelen, oude potten en pannen, oud ijzerwerk, al wat oud is, wat gediend heeft en wat gebeurlijk, op ’t nauwste bekeken, nog even dienen kan. Niet de kramen alleen bergen deze rommelende handel; ook de vele winkeltjes daarrond, in de nabije straatjes, stallen een onnoembaar, versleten, verkleurd en bestoven goedje uit.

Gij vordert. Gij bereikt de Kapelleplaats, waar op een plots stil pleintje, de niet onaardige Kapellekerk rijst; gij bezoekt het graf van de oude schilder Pieter Breughel (1625) en krijgt er, benevens een doek van deze meester, enige taferelen te zien van G. de Craaier en van Thulden.

Tot daar hebt ge het beruchte kwartier der Marollen bezocht, een oud en om zijn roekeloze vechtpartijen geducht Brussels ras.

Uit “Brussel 1900”-Herman Teirlinck.

Geen opmerkingen: